Stug loof uit kromme takken barstend, querus robur,
wát u zegt! - meer heb ik niet te geef behalve schaduw,
als wolkendek ontbreekt. Dus hou uw mond,
tenzij u eikels vreten wou; ze vallen
straks na eerste kou. Mijn jas? Ik zou beschaamd zijn
u zo ruig doorgroeid te zien, vol mos.
En blijf ook af van al dat tere schemerweefsel
ondergronds,…
Achter de kastanje die krankzinnig is
geworden van de brullende merels, heel
mooi zoetgevooisd melodieus maar toch
als woedt er een uitslaande orgelbrand
in de kathedraal (komt allen nu samen
met blus dan wel spade, geen kelken Aärons
geen klokjesblommen! kwelen zij a capella)
- ten spoedigste, wat heet, ijlings wordt
onze stort van tranen…
Fluit er een merel, dan voel ik geluk.
Fluit er een merel ten hemel schreiend mooi
in China terwijl ik niet in China ben;
heeft naar verluidt men hier ter stede merels
ook gehoord in het blauwe schemeruur
van 3 Februarij 1603; zal, naar verwacht mag
over zes weken, in mijn tuin hun lied weer
klinken; stel dat ik al op weg zal zijn
gegaan…
In de hondsdagen versterft het wilde gezang.
Bij de kom in het gras is de merel komen drinken
vier lange teugen voor hij weer vloog -
wat leeft, leeft van schrik en beven.
Ik ken iemand; hij ligt in zijn groene graf,
het is nog vers. Hij zwijgt daar
als de schuwe vogel die hij altijd was.
Ook ik ben nog nooit zo stil geweest.
Er is beangstigend…
Mocht ik in het holst van het hart
van donkerste dagen te lijf gaan
achter al het uiterwaardse een stuk of wat
verlaten kusten onder razende luchten
waar albatrossen op hun wieken sinds jaar
en dag en eeuwen worden weggeblazen-
graag zou ik boven lege oceanen regen zijn
op reusachtige hoeven, zinnentuimel
van tempeest, het stormend…