Ze zwerven in stilte om
Geen trom om op te slaan
Geen poot om op te staan
Alleen de klok staat stil
De eeuwigheid gelijk
Ze hebben geen adem meer
Die is opgegaan in lucht
Ze hebben enkel hun angst
Die hen als een wade omgeeft:
Doodsangst voor alles wat leeft…
De nevel laat de vormen los
En losser, tot ze niet meer bestaan
Geesten van bomen reiken naar mij
Ze raken bijna mijn auto aan
Het pantser waarin ik me nog verschuil-
Ik houd het stuur vast en rijd rechtdoor
Geen plotse bocht nu, geen haas op de weg
In dit dodenrijk waar ik de rust verstoor
Ik moet naar huis, als mijn huis er nog staat…
Half in het donker, half in het licht
Twee gaten in een vergezicht
Eén gat waarin het licht verdween
Eén gat daar gluurde ik doorheen
Ik zag het zand dat stoof in de wind
Ik zag hoe de zon in het water scheen
Half in het donker maar ongedoofd
Kaatst het licht van wand tot wand door mijn hoofd
Flitst en stuitert van hier naar daar
Gedachten…
Het was een dag als alle andere dagen
Er kwam een koopman langs die dood verkocht
Ik liet me door zijn gladde praatjes strikken
en kocht een borstel. Nog diezelfde dag
borstelde ik de straat totdat hij glom.
Ik werd door dertien auto's aangereden.
Schampschoten. Had me dus weer eens bekocht.
Moe zat ik in de berm mijn brood te delen
met mussen…
Hoog in zijn boom zat de vogel Iks
Vermakelijk waren zijn bonte kleuren
Die schitterden hel en fonkelden fel
Want de zon scheen gratis voor niks
De vogel Iks amuseerde zich niet
Hij zat daar treurig te koekeloeren
Hij was levensmoe: hij deed er niet toe
Hij jankte haast van verdriet
"Om mij heen wordt het oerwoud zo rap gekapt
Dat ik straks…