De bessen zijn rijp
ik pluk emmers vol
onder het blauwe net
mijn hart klopt
voor de kleur van het leven
maar jouw lippen hebben de mijne nooit bezocht
jouw handen zich nooit om mij bekommerd
de lucht is vol van gulzige vogels
ik werp ze kushandjes toe
nu ik een sluier draag
is alles mogelijk…
Kaarsrecht achter mijn schrijfmachine
komt zomaar het geratel van een dood
gewaande melodie tot leven
ik schrijf sneller dan God (of mens)
kan lezen
knipoog naar de letter V
een muffe geur van carbonpapier
doet het belletje rinkelen
de punt slaat gaten in mijn brein
en tien vingers
vergrijpen zich aan letters
die hamers samenknopen…