In een vaas stonden vijfentwintig narcis(t)jes
Met hun zonnige kleur
Glorieus te pronken, om aandacht te lonken
Hun glorie was echter vlug vergaan
Na een week hadden zij er verslenst bijgestaan
Droef gooide ik ze op de afvalhoop
Met de belofte dat ik weer zo’n bosje koop.…
Op een wandeling
met een gevoel van de herfstbleus
ontwaar ik op een schuine helling
twee rechtstaande naakt ontschorste bomen
uitgedroogd door het aanwezige zonnevuur.
Voor mij, in mijn droeve stemming,
lijken hun vooruitgestrekte takken
op gekwelde smekende armen
die om erbarmen vragen
“verlos ons uit dit vagevuur
geef ons vrede en rust…