Usselo, herbezocht
gedicht
De hemelen glimlachten toen
altijddurend als de glimlach
van de Mona Lisa; onder de wegwijzers
en hun gerechtige arm blonk
de spiegeling van lantarens
in de poel met boomstammen,
en altijd was ’t de bloeitijd
van de distels, lasteraars leven
hier niet, sprak het hooiland;
later staken ze de weg neer;
zoete moederkoek van de daken,
polsstokken…