Ik zie een jongen naast een meisje lopen,
hij kust haar en zij lacht om het geval.
Genadige dood! Zij kirren en zij hopen
zij zien het kind nog niet dat hen begraven zal.
-------------------------------------------
uit: 'Verzamelde gedichten', 1986.…
Saudade, voor altijd weten
dat men nooit meer een kind zal zijn,
eens van een adder gebeten
en tot de dood brandt het venijn.
Razernij, maar geen ontfermen
en voor elke vreugde te laf;
wel zingen, maar dierlijk kermen,
en wel dansen, maar op ons graf.
---------------------------------------
uit: 'Verzamelde gedichten', 1986.…
Ik sliep nabij een fontein
met mijn hoofd in jong gras,
ik droomde dat ik een klein
jongetje in Pamel was.
Een avond met bloesemgeur,
een vleermuis, zot als ik,
mijn moeder stond in de deur,
lachend, een ogenblik,
naar alles en naar haar kind;
zij zong, ik wist waarom,
zij zong zoals graan en wind.
Moeder, ik kom, ik kom.
Toen sprong…
Er is een hemel en een hel,
de rolkans van een teerlingsmete.*
Ik die mijn leven heb gemeten,
zijn diepte hoogte lengte breedte,
zijn zorg, zijn dagelijks gekwel,
niets weet ik dan wat ik geweten
altijd en 'k weet het al te wel:
er is een hemel en een hel,
de rolkans van een teerlingsmete.
Al kan ik het een uur vergeten
bij haar…