Wij liggen in het gras
Op het Wolvenveld boven Vršac
Men zegt
Dat hier alle wolven
Zijn doodgeslagen
Tot op de laatste
Levend bleef
Alleen hun naam
Een soort dierlijke tederheid dringt
Vanonder opgeschrikt gras
En beroert onze ledematen
Lippen en bloed
Wij beminnen elkaar zonder woorden
Mijn jonge wolvin en ik
Naar Vasko Popa…
Mijn ziel – stel, ik had je, en stel, je
moest niet naar de hel -, ik stel me
je na mijn dood voor als een rare sijs,
natuurminnaar, verloren in het paradijs,
waar, op een open plek, een wilde engel
sluimert, half pauw, half meisjesbengel.
Bekijk dat opgewonden, raak het onder-
zoekend aan, sta versteld van het wonder,
o, om dat te beschrijven…
In de warme oktoberzon in een stadspark gezeten
met schrik beseffen hoeveel najaren voordien je al
wist dat, in tegenstelling tot jij nu, geen wesp die
zwermt het zwermen der wespen van de herfst
tevoren mist, geen kruisspin zich kruisspinnen
herinnert, daar zij er niet waren in hun eertijds
dat je kent. Van den beginne maak ik deel uit
van…
‘Weet je hoe je kunt zien wanneer iets goed geschilderd is?’
vroeg mijn oom in zijn hobbykamer, waar hij zijn Meer bij
zonsondergang met de voorkant tegen de middagzon hield.
‘Als er geen licht meer door het linnen dringt.’ Ik draaide
de ansicht om die als voorbeeld had gediend: Camping
Seeperle, Bodensee, en wist opeens dat ik liefst elk gedicht…
'Waartoe ben ik eigenlijk hier?' vroeg ze
telkens weer, in haar negentigste, rood
omrande oogjes vanwege het gebrek aan
traanvocht. 'Waartoe ben ik eigenlijk hier?'
Amper nog in staat overeind te komen,
weinig eetlust meer: 'Waartoe ben ik eigenlijk
hier?' Hoe ik ook geduldig probeerde het
haar uit te leggen, drie, vier keer, dat ze…