je rommelt wat
in marges van nacht
& noemt het dromen
tot woorden
het handschrift vormen
van vader - die dood is
dat je het
eindelijk lezen kan
& wakker wordt
alsof clichés in pyjama
ineens wel draagbaar zijn…
een kromgetrokken sjoelbak
op de achtertafel
alle schijven in de één
ik ruik de bastognekoeken nog
zijn klokje op het nachtkastje
hoef ik niet - mijn tijd
komt nog wel
maar dat de tuin
slechts drie stappen lang blijkt…
geen dood in plakjes hier
of woorden op een geordend palet
geen linten geen bloemen cremeer
mij maar gewoon met open oven
zodat wederkeren als stukjes mij
in jou & haar vanzelfsprekend is
& ja
dan waaien we nog even…
ik wilde naar Moermansk
want dat klonk zo mooi
als een cruiseschip
met olie of staal
het wuiven bij afvaart
& moeder die dacht
dat ik de taal al sprak
maar meer dan vloeken
was het niet
& rond Texel viel de wind…
er zullen meerdere atleten zijn geweest
maar ik zie enkel Zatopek
het hoofd altijd scheef
alsof hij reeds de bocht overziet
& verder
de marathon
lenteblaadjes boven het Wenceslaplein
een rookgordijn - Jan Palach
of hoe een lichaam spreken kon…
niemand
die er nog van opkeek
dat je er foto's in bewaarde
krantenknipsels & programmaboekjes
waarin je naam verkeerd geschreven stond
ze vonden
sandalen & waterschoenen op zolder
't liep niet meer - de woorden
& in het groene glas een datum
waarachter twijfelend de zon…
de zoveelste statie
bleek een muur te zijn
alwaar
een vermoeide Jezus
zijn handafdruk
had achtergelaten
dat zou men
aan het Roelof Hartplein
nu ook eens moeten doen Jan
& ik
geloof…