Naast haar zit de dood
en leest een krant van morgen
met oud nieuws van vandaag,
toen zij nog op een bankje zat,
mandarijntjes pelde
en ongeneeslijk aan het leven leedt.…
Touwen van taal ontbinden traag
als gebande stem het lijf verlaat,
in lucht verwaait tot klank naar keuze,
hecht aan het ontluisterd oor.
Spraak en schrift op goud gewogen,
laten letters ‘leven’ schrijven
op onverschillig dood papier,
met onder regels, achter zinnen,
vermoeden van beweging, richting,
liefde, lust en last.…
Vanuit een machtig wiekend wuiven,
langs luwe oevers neergestreken,
op kaden in de steden staand,
doodstil verlangend naar vette vis.
Ooit veracht, bejaagd, vermeden
door vlerken, valk en visserman
staat zij, met gestrekte nek,
gegoten in het leven aan de kant.
Gebroken licht vervormt geen blik
wanneer trefzeker prooi geprikt,
de kop omhoog…