De zomer kan me gestolen worden.
Fris groen verschrompelt zinderend tot as.
Mijn vader die vurig gelooft
Dat God zijn goudreinetten stooft
In zonlicht van miljarden jaren oud.
De larf vreet zich tot worm des verderfs,
Begeerlijk vruchtvlees roest tot op het bot,
Het klokhuis wordt een tongewelf van smet.
De ledigheid van liggen in het gras,…
kalkstenen vlinders vliegen naar je toe
de stad zegt met één oog de nacht gedag
straks vlieg ik op de vleugels van je rode haar
over de blauwe halswervel der stad
als een dragonder ga ik in de wolken rijden
maar jij wenkt met je kleine witte hand
een twijfeltorentje van vrees en beven
rijst uit de zwarte bronnen van je ogen
en als ik dichter…
De zomer kan me gestolen worden.
De ramen open op het gekkenhuis
Der wereld. Het knarsend etsgeluid
Van het geschreven woord. Een nagel krast
Het marmer tot wit stof. Het gouden kalf
Verdrinkt in schuimend biest van de profeet.
'Gij zult geen andere goden!' kalm nou maar,
De sleet zit in de baard van kemelhaar.
Een korte broek geeft brandnetels…
De zomer kan me gestolen worden.
De ramen open op het gekkenhuis
Der wereld. Het knarsend etsgeluid
Van het geschreven woord. Een nagel krast
Het marmer tot wit stof. Het gouden kalf
Verdrinkt in schuimend biest van de profeet.
'Gij zult geen andere goden!' Kalm nou maar
De sleet zit in de baard van kemelhaar.
Een korte broek geeft brandnetels…