Naamloos voegen wij ons in de stromen,
eendrachtig in ‘t gezinsverband,
elkeen in zijn glanzend onderkomen,
schuifelen we tevreden door dit rijke land.
Waar elke vluchtweg wordt ontnomen,
zet ik de stomende auto aan de kant;
naast ons zie ik nog een rookpluim komen,
zoveel ellende, …dat schept een band.
Eindelijk het bordje - strand -…
De kern van alle dingen
lijkt vrij en grenzeloos.
Zodat het soms gaat wringen,
mijn tijd is kort en broos.
Dan kan mijn bloed gaan zingen,
zeilend langs een regenboog.
Geen grenzen en geen dwingen,
door golven naar omhoog.
Het leven lacht en schittert weer,
geen gisteren en geen morgen meer.
En alle angst voorbij……
Vannacht was ik opeens weer klein,
een verjaardag met wat kleinen dingen,
de school , eerst psalmen zingen.
Een trommeltje met snoepjes drie dozijn,
Toffees om heel tevreden mee te zijn,
kinderen die vol verwachting zingen.
De meester kwam een plaatje brengen,
een aai over de bol, een vriendelijk woord,
- ik had het al voorheen gehoord…
Voel ik mij somber, treurig en alleen,
het liefst drink ik dan zonder rantsoen,
maar ‘k geef me niet over aan geween,
ga mijn weemoed in een versje doen.
‘k Geef mijn somberheid een haven,
is het volbracht, dan ben ik opgelucht,
de treurigheid is weer begraven,
en soms tevreden over mijn pennenvrucht.
En wie mijn pennenstreken later leest…