Wachtend op de bus, alleen in de kou,
de sneeuwvlokjes dwarrelen, denk ik aan jou.
Ik had al gedroomd van jij en ik samen,
kijkend naar de sneeuw, veilig achter de ramen.
Over vrijen en slapen onder jouw deken,
terwijl er buiten geen teken
meer was van leven,
enkel vlokken die zweefden.
Oh, ik had zo graag nog zoveel meer.
Ach, misschien, helaas…
In de gang van jouw huis,
net buiten je deur,
waande ik mij weer even thuis
in het verleden, door de geur
van het pas gelegde tapijt.
Plots sprong ik naar het verleden,
waar ik in een hoek van een vertrek,
als een kind zo tevreden,
voor mezelf een eigen plek
bouwde, vol geborgenheid.
Nu besef ik mij te meer,
de onschuld van een kind…