Weer gaat het vege licht der asters bloeien;
weer naêrt een herfst. - En dit doorhunkerd hart
waar smokend 's zomers toortse gaat vergloeien,
wordt huiverend, en mart . . .
- Ik, in wiens hand de zoele vruchten wogen
maar wie de zoen ontzegd werd van de beet;
die, naar 'k u weet, o herfstig mededogen,
me des te allèner weet;
eeuwige…
Gij zult mij allen, allen kennen,
maar 'k zal voor allen duister zijn;
want slechts wie 'k van mijn spot zal schennen
zal lichtend van mijn luister zijn.
Slechts wie na de eêlste weelde-spijzen
zal hongren naar mijn schampre smaad,
draagt eens vóór 't aangezicht der wijzen
de plooi der wijsheid in 't gelaat.
Maar hem, die mij niet heeft…