De zacht rode volle maan
neem ik onder mijn armen
mee naar binnen
doe er een kleedje om heen
hij is nu van mij
niemand mag hem meer zien
genoeg onrust is gezaaid
vooral bij mij
hij houdt zich stil
voor even
de splinters in mijn ziel
maan beschenen
nemen gigantische vormen aan
van draken en doders
worstelend
om het grote gelijk
dat niet…
zeewaterwind zweept
golf op golf woest
tot zoutige vlokken
en wij
schuimwind vangend
wij lopen daar
tegenwind treitert ons gelaat
zoutvangende wimpers
als vegende wissers
met zachte zee ogen
hand in hand
lopen wij daar
gehoorgangen gehuld in geraas
de adem afgesneden
lippen opeen geperst
de tanden zandknarsend…
vanwaar komt wat mij doordringt?
met gesloten deuren en ramen is het er
als een doorzichtige houtworm
vreet het zich gestaag naar mijn binnenste
niet te stuiten knagend vol genot
geen verweer maar zin in
morgen meer
het leven laat zich zien
zonderling kronkelend
maar helder als glas
flonkert het diep in mij
handen voor de oren
ogen strak…
zoals tere druppels
van verlate lenteregen
zachtjes glijden langs
hunkerende bladeren
dat geluid
nauwelijks waarneembaar
maar wat oren doet spitsen
klinkt
als je, op jouw manier
zacht mijn naam zegt
in mijn linker oor…