Jij kwam als Icarus
uit de hemel vallend
doorkliefde mijn geijkte nachten
sloeg een bres in mijn verhaal.
Jij kon niet ademen binnen het begrensde
eindigde steeds in vrije val,
ik ging weer klimmen, zwijgend
gooide klonters aarde van mij af.
Een droomvogel en een bijziende,
het water wiegt ons samen
zo stormen wij, zo vlagen wij
ooit…
Zolang ik hoofdschuddend
uit mijn ogen kijk en zie
hoe deze tijd de pletsteen voor zich
uitrolt, er dan achterna holt
zolang ik uit mijn ogen kijk,
zolang ik door deze dagen ga,
mijn hand bevestigd in een vrouwenhand:
een spiegel vóór het omklemde hart
van wie doodloopt, zijn angst ophoopt,
zolang ik mijn hand houd in die hand;
zolang…