Er waren eens een jongen en een meisje
Die samen vriend en vriendin wilden zijn
Ze smolten hun levens aaneen als broos glaswerk
Ze deelden van alles: vreugde en pijn
Toen kwam de duivel, vol haat en vol afgunst,
Hij blies heel langzaam het glaswerk tot bel
Daardoor werd het nog mooier vol kleuren
Maar het werd ook een gevangenis, een hel…
Terwijl ik dicht bij jou ben en zachtjes met je praat
Dringt zich ineens het idee op, waardoor het niet meer gaat
Ik wil zo graag weer samen leven, luisteren naar een lied
Maar de gedachte houdt het tegen, genieten kan ik niet
Ik probeer het idee te bestrijden, de gedachte tegen te gaan
Maar hoe meer ik vecht ertegen, hoe meer het door blijft…
De diepgaande gesprekken, soms de hele nacht door,
het spannende van persoonlijke dingen vertellen,
de diepe vriendschap die alleen kan ontstaan,
als twee mensen hun hart openstellen.
Dat mis ik meer dan ik met tranen kan zeggen,
dus slaak ik deze hartekreet.…
Het was zo fijn om te vertrouwen en vertrouwd te worden,
Te begrijpen en begrepen te worden,
lief te hebben en bemind te worden,
te herkennen en herkend te worden.…
Jij bent mijn wijsheid, mijn verstand
Jij kalmt mijn bangend hart met vaste hand
Waar ik vastloop denk jij gewoon door,
Ik weet me veilig bij jou in het spoor
Lang geleden heb ik jou geschaakt,
Ik jou de mijne, jij mij de jouwe gemaakt
In zegen en wanhoop zijn we samen één
Één lichaam, jij linker- ik rechterbeen
Ik hoop nog lang in…
Met vlindervingers streel je mijn hart,
je ziel giet kleuren over mijn leven
Je wandelt door mijn fantasie en kietelt mijn pijn
door mijn dagen weef je een webje van twinkelzilver
Met acht pootjes hou je me vast en hoef ik niet meer te vallen…