Onder het loof van lage eiken,
de bodem golvend als een duin
vond ik je,
je hoedje trots opgericht,
als een lichtbruine tepel,
glanzend in half licht,
vochtig nog van morgendauw.
Je lichaam daaronder,
romig, met bruine sproetjes,
gevoelig voor beroering,
en het verborgen kleine knopje
waar je lijfje ophoudt;
dat trilt,
als mijn vingers…
Toen je de pyramide besteeg,
miste je mijn hand,
je haren woeien los,
maar mijn wang was er niet.
Je kijkt over het land:
in het oosten de rivier,
in het noorden een vermoed Cairo;
ver westelijk ben ik.
Westelijk is het lichter,
als bij jou al sterren flonkeren,
gaat de zon bij mij nog niet onder,
hij wacht op je.…
Boven geurige nevel
van schuimbellen en bad-olie
spiegelt witte wijn
een eigen klein oppervlak
Je hand liefkoost
de voet van het glas
je ogen staan zacht
je mond is vochtig, wat open
Onder de belletjes
maakt je huid
je rondingen heimelijk zichtbaar
en tastbaar dichtbij
Een kus en nog een;
mijn lippen verdrijven water
en proeven…
Geen bergruggen, lawines,
watervallen
in dit land,
alles details
een slootkant
madelieven.
Hollandse kikkers.
De mensen zijn reusachtig.
-----------------------------------------------
Uit: 'Het geheim van de miereneuker', 1987.…
Denkend aan Anja met een blik in haar hand
En Bernhard die nu de boete niet meer betaald
Aan Maja het meisje in een Bemmels weiland
En de armoe die over Nederland neerdaalt
Meelij met Friso, met z’n wijf van die lange
En ook Margaretha houdt zo erg van haar man
Maar, zegt Jan Peter, dat mag je niet zeggen
Omdat de koningin zich niet verdedigen…