De libel draait cirkels
boven het moeras
hoogteverschil valt weg
een waterval
dieren zien sterven
ik kan het niet aanzien
mijn adem stokt
er zoeft iets weg
een kring te water gelaten…
Hoe ik roer in koud zweet
en weet
dat ik geen druppels weg veeg
als mijn hoofd hangt
ik buig
beschrijf het witte vel
dat dagen wacht
op onvoltooide woorden
buitenzinnen lees ik
wat er staat ...…
De wereld kleurt donker
onder een gebroken wolkendek
mijn hemel,
blauw druipt uit mijn pen
van mijn stuk gebracht beschrijf ik
het licht heeft mij te pakken
gehaast vullen woorden het papier
zal ik dan toch maar een luchtje scheppen…
Het tikken van de klok
zo hard
met een zachte g
glijdt de tijd
uit stille uren
soms verhaalt hij van vroeger
zij kijkt hem vragend aan
en wacht nog wat op later
dat niet komen gaat…
De wind ruist
langs het trillend blad
glas houdt zich staande
ik loop naar ’t terras
wankel drink ik
het leven voorbij
de dood verjaart
die telt niet meer
ik niet minder
het lege glas
dat staat…
Er vliegt een kraai
naar binnen
zwart
ik camoufleer mij
achter handen
gekrijs door merg en been
een klauw uit een poot
vingerkootjes, kijk ze hangen
donkere schaduw glijdt langs de muur
ik nagel mij een rouwrand…
Een straaltje licht
het bos
een fietser op het pad
nog net te zien
een man,
hij was hier eerder
zijn schim verdwijnt
tussen de stammen
ik ga voor dichterbij
en zoek beschutting
is het de koelte van het mos
die mij bij zinnen brengt
ik pak mijn fiets
het licht gaat uit…
Uitgegroeid
door de jaren heen
laat hun bast de sporen zien
holte als stille getuige
de ruimte kan niet wijder zijn
leven en dood
trokken aan de tijd voorbij
beknopt wat is geweest
de stille boom…
Zijn schim dwaalt door de nacht
die het donker nauwelijks haalt
de maan nog lang niet vol van zichzelf
wacht rustig af
hij droomt er van
een vleermuis te zijn
die scheert langs donkere takken
zo schaduwt hij
een hemellichaam
tot een sterrennacht…