Een opgerolde glanzende bos beige haar
rekt zich plotseling uit, een bek spert zich
geeuwend open, slaat weer dicht,
amandelvormige, diepblauwe ogen kijken
spiedend om zich heen, het verleidelijke
geluid van brokken op een schoteltje laat
kat spinnen en watertandend naar de keuken
kwijlen, de aanval wordt nog niet ingezet,
ogen richten…
En daar brandt hij zelf,
geen maagd die op hem wacht.
Hellevuur bestaat dus echt,
als een bom van eigen deeg,
een die blijft ontploffen:
zijn lichaam rijt uiteen
en dat keer op keer;
geen sterveling die helpt.
Godsdienstwaanzin loopt dood,
maar zelfs de dood blijkt leven
van eeuwigheid tot amen:
onsterfelijk, maar in vlammen.…