De kroon schittert niet naar haar gemeende zet.
Bij de eerste fout, produkt van jeugdige dromen,
gevat binnen het verraad van de antieke tijd,
spreken tedere leugens of traag goud beleid
als een monsterende blik een emmer leeg doet stromen;
maar bij de ramende tijd de gedachte:
hoe ontloop ik de dood in schone staat
het pure fortuin gaat…
woedende zon scheurt watervlak
binnenwater overzijde wacht op
avondlicht voor oeverbloem
een bejaarde engel slechts
vergund een avondmist in wie-
rooklucht eist het hart een
bedelend oog om een bedauwde
vrucht ter voeding van de smart
bij het laatste woord
gezuiverd lot het hemeldek ge-
sloten, een klagende geloken blik
dankt de herrijzenis…