Uw kusjes hippen en springen
als vogeltjes op mijn lippen:
ik hoor ze er hun wijsjes zingen,
ik laat ze er zich laven en nippen.
Dan slaken de mijne hun vleuglen
en zweven hun zusteren tegen.
Wel poog ik hun vlucht te beteuglen:
zij fladdren al halverwege.
En zo vaak zij elkander genaken,
zie ik - hoe duidlijk - twee vlammen,
hartsvormig…
Ik weet een simpel liedje,
heel klein, maar diep van zin;
ik weet een simpel liedje,
- mijn smarte weent daarin.
Klaagt zoetjes, vedelsnaren!
De Lente is lang voorbij,
de Zomer is heengevaren,
Herfst en Winter nabij…
Klaagt zoetjes, vedelsnaren!
Al-treurnis is nabij
voor mij.
Ik weet een simpel liedje,
heel klein, maar zo vol smart…
Ik…