Hier moet en zult gij zwijgen
o gij, waar geen van weet,
een poosje zwijgen en slapen,
mijn Leed!
Een poosje moet gij sparen
uw tandjes, zo scherp en wreed;
niet bijten meer, niet knagen,
mijn Leed!
De hoge beuken reuzelen
zo stil in de stille lucht,
en de kalmus, aan mijn voeten,
't is net, alsof hij zucht.
En het water, aan mijn…
Dat was niets meer dan een even-wuiven
van kleine handjes, zo blank als duiven,
in ’t avondver;
niets meer dan, plotseling, het opgeflonker
van eêlgesteente in het wordend donker
gelijk een ster;
niets meer dan ’t kraken van kleine voeten
op ’t weggegrint en, om mij te groeten,
een licht gegil… –
En tóch voldoende om, hoe vele dagen,…