Hun huwelijk was als een huis,
een huis niet afgemaakt,
waar eens geborgenheid,
liefde en zorg zou wonen.
Een huis in verval geraakt,
waar boosheid en verwijt
zich nog maar vertonen.
Aan een stille weg verscholen
staat een ruïne met holle kamers,
vervallen in de tijd,
waar op regen en stormdagen
de geesten nog dolen
die gierend huilen…
Het was nog stil in dat bos, zo vroeg op de dag
slechts enkele vogels lieten zich al horen,
en toen ineens openden zich de bomen.
Ik stond aan de rand, verrast bij wat ik zag,
een vredig tafereel dat ik niet mocht verstoren,
een immens heideveld tot volle bloei gekomen.
Daar aan de rand van dat bos waar ik toen stond
genoot ik een tijdlang…