Weet ons
op het vale zand
van Avalon
want wij waren
reeds geland
en bezig zoute rouw
te weren
van een schimmig strand.
Als het ware
om het tij te keren.
Nog voorbij sint-valentijn
schuurden schopjes
tegen dood aan
in haar zij
tot de vloed kwam
en het beukte tot de branding
tot het eenmaal vrij van vliezen vlamde
tot het tweemaal…
Op die winter dinsdagavond
spande zich om jou
de blauwe hemel
en het brandde, brak en week
alsof dit afscheid zomaar
komen kon,
als zomerliefde,
fel van vorm en naam en kleur,
alsof de bleke zeeën van de maan
zich wenden kunnen naar de zwarte zijde.
Wat niet gekund had, is gebeurd.
Liever hadden wij jouw adem
vurig in je terug geblazen…
Wat ongezegd mijn
mond in diepe
voren open spert,
die ene vraag
aan jou, die in
stille tonen valt
en sijpelt, vorm
en stemming zoekt,
de lippen zwanger
van het zwijgen.…