De hemel smelt in zuurstokroze dampen uiteen.
Het meisje aan de waterkant, moederziel alleen
Aeolus speelt zachtjes met haar ravenzwarte haren
maar wie brengt haar woeste geest tot bedaren?
Wie temt in haar het wilde dier?
Wie brengt haar terug tot essentie, hier bij de rivier?
De zon zakte zojuist achter de bomen van het woud
het meisje krijgt…
Nu is de dag begonnen, een uitgestrekt gewelf
vol dichte mist, een keurslijf van peilloze muren.
Bebloed ochtendgloren door nevelheid, uren turen
naar geblakerde valwinden omarmd door zichzelf.
Hij gaat de ochtend gevlochten en verwrongen te lijf,
koortsmandala’s mijmerend; het wiel snakt naar uitvinding.
Hij praat visjes uit het water met verkreukelde…