Wanneer de zon in je pupillen vonkt
en vreugdeboogjes je ogen buigen
krult, tintellichtend om mijn stil-juichen
een kus die naar je lippen lonkt.
Die blik zal me altijd mogen fascineren
sleept sporen in ‘t stof als een signatuur,
etst zich in mijn geest, een wiegend figuur
dat me als vanzelf doet aspireren,
nee! jágend maakt naar die hitte…
Weet je, als we kiezen ’t broze te delen
het begin almaar te laten herbeginnen
bedachtzaam zijn zonder te bezinnen
en chaos scheppen in de rituelen
dan laat ik mijn jas voor je open staan.
Je mag je er altijd schuil houden
dicht tegen mij, vingers in de vouwen
van mijn kraag, waar vanuit het voortbestaan
van het deinen van breidelloze…