Aan M.
Wanneer de min in de ogen speelt,
En ieder blik een blikje teelt;
Wanneer, in elke warme zucht,
De ziel naar 't zuchtend liefje vlucht;
Wanneer de min de boezem jaagt:
De ontsloten mond een antwoord vraagt;
Der wangen gloed veel meer verraadt,
Dan ooit in minnebrieven staat;
De hand, zacht trillend, drukjes biedt,
Elk drukje…
[een uur na hare geboorte, met hare moeder overleden]
Leentje, ontwaakt van ’t lange slapen,
Wierp een blikje om zich heen,
Zag, dat hier niets was te rapen
Dan ellende en droef geween.
Leentje sloot haar schuldloze ogen;
’t Sterven was voor haar gewin,
Ze is toen juichende gevlogen,
Moeder na, ten hemel in.…