johanna in de stad
netgedicht
waar op de trede van de trap,
en op het scherpst van elke snede,
onder het wenken van de rede
en tijdens het blind voorbijgaan van haar snelle stap,
een tweede jongedame, zich herhalend, walging wekt,
de eerste snollig en ontevreden
weerzin en wellust als een stedelijk drab
met het allerbotste van haar mes, tevreden,
voortbrengt, grijnzend…