als de dichter sterft
dwarrelen er woorden
uit de bomen
en huppelen
kwatrijnen
jamben
en alexandrijnen
dartelend voorbij
en daar wat verderop
bloeien verzen, rijm en strofen
op de hoge wei
maar
de dichter is niet meer
zijn pen is nu verstild
en de wereld
een beetje mooier
weer
zo is het goed
zo had hij ’t zelf gewild…
Onze liefde kan niet
maar ik hou van jou
en jij ook wel van mij
toch blijft ons ongeboren
De droom blijft alleen
zonder ons
Maar kan de band dan toch blijven
kunnen we voor altijd
maar in totale stilte
elkaar in ons hart dragen?…
stroomt een zandstorm
droog en gevoelloos
Je lippen kussen koud
Je hand raakt de mijne niet
Je lijf schreeuwt de waarheid
En ik blijf maar kiezen voor je woorden…
Mijn moeder heeft een Bril
zo op t puntje van haar neus
rust nu een Bril
als zij de krant leest
Bril, Bril ga weg,
maak mijn moeder nog niet oud
ze mag nog niet beginnen
aan het inruilen van ons
voor die eeuwige blindheid…
Stiekem droom ik van je
Stiekem zoen ik met je
Noem je naam honderd keer per dag
Niemand weet het, niemand snapt het
Ben ik een keer gelukkig
Mag ik het met niemand delen
Zelfs niet met jou…
Je stond daar en je brak
ik zag je breken
Kon twee woorden zeggen
en je zou kapot zijn
Als ik ooit zou vallen
kun jij me niet vangen
zonder zelf stuk te gaan
En wanneer jij valt
zou je in duizend stukjes
kapot slaan op paarse stenen
Modern vrij en ongewapend glas
kan niet op tegen zwaar bewapend ruw beton
Ergens heeft je onschuld…
Het laatste beetje liefde
Drijft als een schip in mijn ogen
Jouw woorden en daden, verwoestende golven
Lieten het leeg en verlaten achter, elke keer
Jaren later toen alles was verborgen onder het leven
kwamen schatzoekende duikers
ik zei ze dat er niets meer was
Zodat niet ook zij verdronken in jouw woede…