zon - zee - wind - vuur - rotsen
zij werden man & vrouw
van verlichtende zon
via verzengende vuurbal
tot fletse noorderzon
van verkwikkende zee
via verwoestende springvloed
tot verraderlijk brakmoeras
van verkoelende wind
via geselende stormen
tot verstikkende windstilte
van verwarmend vuur
via uitslaande branden
tot smeulend…
mijn lome lijf lui in het zand,
de zuidelijke zon zinderend
een kleurtje brandend op mijn bleke huid.
schurkende golven op de slaperige achtergrond
een frisse vlaag wekt, als een wind uit noordelijker streken,
een opdoemend visioen achter mijn gesloten ogen:
van een langzaam glimlachende Viking die oprijst uit zee
en over het lege strand zacht…
vanuit zijn diepe put gooit de grijze kikker
een volgende gouden bal de paleistuin in
lokaas voor een blondronde droomprinses
voorbij dansende assepoes, donker piekhaar
blote voeten en parmantige petietjes,
vangt verrast de veelbelovende kwinkbol
bewondert de kaatsende glinstering
verkent de gulden stuitering
geniet de speelse zindering…
zon - zee - wind - vuur - rotsen
zij werden man & vrouw
in memoriam
van verlichtende zon en verzengende vuurbal tot fletse noorderzon
van verkwikkende zee en verwoestende springvloed tot verraderlijk brakmoeras
van verkoelende wind en geselende stormen tot verstikkende windstilte
van verwarmend vuur en uitslaande branden tot smeulend koudvuur…
jij zocht
ik zag
ik kwam
jij keek
wij keken
we kletsten
we kwetterden
tetterden
kusten
we wilden
we deden
waren
zo gretig zo dwingend
zo naïef zo onwetend
zo veel zo vlug
te onbewust te onmachtig
te gewond te bevechtend
te weinig tevreden
waren wij dat?
wie was jij?
waar was ik?…
kijkend in de diepte
zie ik in de duisternis
mijzelf weerspiegeld
op de bodem van de hel
met de vlammen die mij verteren
het water naar mijn lippen
en de aarde die onder mij scheurt,
reik ik in verstomde schreeuw
naar het licht en snak naar lucht.
maar het is zij die mij verstikt;
serpente divina van Eva en Medea,
genadeloze kenniskronkel…
had nooit verwacht
dat je rauwe basstem
zo teder bewonderingen kon toefluisteren
dat je kolenschophanden
zo voorzichtig mijn gezicht zouden liefkozen
en je grof gegroefde gelaat
zo prachtig kon verzachten in geloken genot
ben doordringend geraakt
dat je volkse grote bek
zo verstomde in stamelende woordjes vol lievigs
dat je grote Vikinglijf…