Opgejaagd door tollenaars
leef ik uit lege koffers
liefde lap ik aan de laars
van stampvoetende joffers
ik schaaf mijn hart over de grond
die alleen de vorst verstaat
smelt mijn ijzig oorlogsfront
in de wortel van de haat
en laat me bij het weerzien
voelen wat ons diep verbindt
je lange haar over de striem
van mijn vluchtweg in de wind…
Mijn stem verwaait in dove oren
van een feodaal gezicht
jonkvrouw in ivoren toren
neerbuigend naar het volk gericht
geen liefdesluit zal haar bereiken
in de kilte van kantelen
hartenvrouw gaat over lijken
om gepeupel te bespelen
smeer haar in met pek en veren
geen laken het ontsnappen waard
wil haar laatste vloek bezweren
vanuit de schede…
Mijn beenkappen staan zonder zwaard
onder de spiegel van de zee
ik breng verdronken land in kaart
als laatste ridder van Goeree
waar de hoogste golven breken
klamp ik mij vast aan vaders been
hoor oeroude stemmen spreken
in kinderklaagzang van geween
waar ik gaan moet zal ik dolen
om daar ooit zelf te kunnen staan
in bleke huid, uit zout…
Harten aas wacht in de handschoen
op liefdesspel in vogelvlucht
ik kuis mijn zwaar besmeurd blazoen
met nectar van de passievrucht
de lust naar lijfelijk vertier
tekent zich af in open lucht
de lokroep van de valkenier
is nergens anders zo beducht
als minstreel maak ik jou het hof
buiten het vaste protocol
de kaart gelegd in sterrenstof…
In onze zoektocht naar elkander
blijven wij volstrekt onvindbaar
als ik de weg naar jou verander
verdwijn je met een loos gebaar
vergeefse stappen in mijn richting
maken elke verwachting dood
dit ruiterpad zonder verlichting
snakt naar een liefdevolle schoot
ons blauwe bloed is jong van adel
en eeuwig voor elkaar bestemd
verschuif mij…
Door twee hoefijzers gebrandmerkt
leg ik weerom mijn krijgstooi af
op de bloemen van je ruiten
zeg mij dat onze liefde werkt
in de cadans van volle draf
naar een binnen zonder buiten
mijn hart kent nu geen harnas meer
in de dooi van droeve dagen
wend ik de teugels van mijn paard
het is de allerlaatste keer
voor de allereerste vragen…
Verlaat nu mijn gelaarsde handen
om prille prooien te beminnen
achter traag trillend naveldons
vlieg vrijuit naar verre landen
waar ze een monarch verzinnen
voor het monetaire fonds
verhef mijn adelborst tot standen
die het knapenbloed ontginnen
in bronnen van de warmste spons.…
Ik vlei me neder tussen borsten
om mijn lippen te verzegelen
tot een afdruk van geluk
in aarden korsten mogen stollen
tot sporen zonder geluid of juk
zal mijn levenslot bezegelen
ga ver van alle vuige vorsten
die mij bestempelen als gedrocht
ik ben aan hun edelvrouw verknocht.…