Droog, Snel en
Niet omzien, het Diep van Aduard Oversteken; recht van
uit je graf in Tandartsebosje draafje Losjes, Onverschillig
liefst, naar het land van Pon. Waar ik je opwacht bij
de brug indien, een blinkende kluif in elke hand, je me
terug keert.…
regenachtige dagen
in het huis van melancholie
in het schijnsel van kaarsjes
schitteren dan de kerstballen
wit zilver of goudgeel gekleurd
als fakkels van het ervaren geluk
waarvan de spiegels ook zwaaien
naar allen die ons betekenden
of ons hen betekenen lieten
prikkelend jeuken de kerstnaalden
vallend van haar groene takken
het omzien…
overgaan in een mildere blik
hij, vos, majestueus likt zijn wonden
de eerste maan kaatst in zijn ogen
als ik een verwijdering lees in het dier
wild zijn is zo zuiver, zonder emotie
pijn zal hem niet gevangen houden
ik stop de koperdraad in mijnen zak
‘waarom denken jullie mensen altijd
in goed en kwaad’ roept hij mij na
‘ge moet niet omzien…