'k Heb in maag en ingewanden
't Zuur vol scherpte voelen branden,
Hetgeen zijn zoetheid in zich heeft!
'k Ken de naweên van die teugen,
Die een ogenblik verheugen;
'k Heb hun nasmaak in de mond:
En mocht me iemand, in dit lijden,
Van de laatste drop bevrijden,
O, dat waar een blijde stond!…
En oorlog, die er even niet meer was,
Hief weer zijn gulzig hoofd: een maaltijd werd
Met bloed gekocht, en ieder apart somber
Kluivend bleef er van liefde niets meer over;
Alles op aarde werd één gedachte - de dood
Onmiddellijk en zonder roem; en de pijn
Van hongersnood sneed door de ingewanden -
Hun dode vlees en beenderen kregen geen graf…