ik woon in mijn hut
weliswaar van hout
in vergaand stadium onthecht
en op een enkel cruciaal punt gestut
in de zomer warm en winter koud
doch ik ben omgeven door engelen.
ze laten mij met rust of laten mij bengelen
aan de rand van mijn eigen woud.…
wortels
de vreselijke Baphomet
verbergt, de lichtdrager,
die de kennis van de macht
en de macht van de kennis
onthult
aan de vermetele
die aan de blinddoek en ketens verzaakt
om het licht te zoeken
dat schijnt in de duisternis
als een stoorzender
die de schijnheiligheid hekelt
van hen die
maar niet willen zien
wat ze beseffen
onthechting…
lantaarnpalen geschraagd, spiegelend in mijn gezicht
Wiegend op akkoorden, flitsend voor de ogen
Tot de tijd mij bedekt neurie ik zachtjes toonladders woorden
Sommige blikken kijken vol mededogen, anderen onbewogen
Half gelogen door het hart verkild
In de stad van miljoenen voel ik me ongewild
Herinneringen zijn uitgesmeerd, verteerd
De dag is kil en onthecht…