* dus was belaên: zo was beladen (met verdriet)
* wassen = groeien
* wat..mij verslaan = waarom zal ik mijzelf de put in praten
* verzoeken = proberen
Ik koos een meisje aardig,
Van minnelijk gelaat,
Van leven heel eerwaardig,
Van middelbare* staat,
Beleefd en heus* van praat,
Oprecht, vriend’lijk en trouw,
Maar buiten vriendenraad*…
Ze begreep hem,
haar levenswijsheid zei haar, dat hij oprecht was en de waarheid sprak.
Ze was bereid hem te steunen en hem in haar huis op te nemen,
op één voorwaarde: de liefde die zij eigenlijk al lang voor hem koesterde
wilde ze ook terug ontvangen.…
Iemand die dit met liefde voor jou doorstaat en oprecht zegt: Ik hou van jou?
Ken je iemand die zich heeft laten toetakelen met als
gevolg een lichaam waar geen vel meer op zit?
Ken jij iemand die jou altijd zou vergeven wanneer jij met berouw tot hem bidt?…
Zwart lak en zwarte randen,
Ze maken me altoos week,
Ik zie verbroken banden
En zucht, schoon 'k weinig spreek;
Maar denk: zo gaat het heer en knecht,
En rouw - vraag is hij wel oprecht?
Want waar hij spreekt, schoon 't hart niet sprak,
Daar is de rouw maar - lak.…
Mijn bange maar oprechte hart
Dorst dan niets te zeggen
Van mijn innerlijk lijden,
Mijn ongeduldig wachten,
En hoe ik respect gekregen had
Voor die reine, klare
Zuiverheid van haar.
Nu onlangs, nog maar kort geleden,
Heb ik (weer) met haar schaats gereden,
Hier in deze stad
Op de schoongeveegde banen.
Hoe innig als we dat deden!…