Dat het enge gigabeest
haar met zijn schaduw al omvat:
Zij ziet het niet
zij leest
in haar hoge stoel van riet.
Dan slaat ze toe haar boek
de bruine ogen op en vreest
het Calderesk sculptuur
dat haar nu oogloos guur
beloert: een hong“rige strandwandelvloek.
Nu is het maar te hopen
dat ze harder dan het gigabeest
- als het zich verroert…
wind in de tijd - straatkinderen van het Eilandje
wapperen daar bij die vierde toren - ontij croont
voor de thuislozen die kruipen in de lofts van karton
bij de prefabbuildings
waai die daghengsten weg - draai
klimmend als opstandig gras door scheuren in beton
torens zijn de wachters, staan als bakens voor de maan
schepen schaatsen op een ton…