Het bos glanst, is dof:
zon en schaduw krioelen
als vlekjes dooreen.
Onder de bomen
bedekt verzonken schemer
een slingerend pad.
Bij zijn laatste bocht
noodt wijd licht tot snel voortgaan,
dan vragend stilstaan.…
Op een rood veld buigen twee eikentwijgen
met hun vrucht, zijn door schoon najaar gekleurd;
daaronder een gentiaan, die zich beurt
in zomers zonnig geel: sprekend zwijgen!
Dit vredige schild mag stemmen krijgen,
waarin stil klinkend bosverrassen gebeurt:
tere bloei wint steeds blijmoedig, schoon zij treurt
bij harde regen en 's onweers dreigen…