De levensspiraal plooit zich terug,
voldaan geworteld knijpt de natuur
reeds één oog dicht, een innerlijk
smoren in koperglans hangt als
stille nevels boven het stiltedomein,
waarin schaduwen als zwarte monniken
het beeldsnijwerk voorbij schuifelen,
een sterfzee van handgeschept bladpapier,
met ontblote ruggen moedig wachtend
op de eerste zweepse…
een eerste schets
in ronde streken
op handgeschept papier
geen scherpe lijn
omdat pastel
moet vloeien zonder pijn
jouw reiken
naar het leven
is totale harmonie
bewegen is
een gracieuze dans
die ik in kleuren vang
je gezicht
bloeit open in het
licht van andere ogen
je stem zingt
in het koor als een
juweel voor het gehoor…
geen papyrus meer
of dikke rollen perkament
handgeschreven boeken
worden als museumstuk gekend
het goud op snee
de wulps gekrulde
grote halen in tijdloze
levensverhalen zijn voorbij
het handgeschept papier
waarop vezels streden
met de letters van de
kroontjespen verleden tijd
woorden kaatsen
in het naamloze zwart wit
het onpersoonlijke…
In heiligenschijn loop ik in een trance
van gewijde krekelkoren de dreef af die
leidt naar de abdij: zoetgevooisde bomen
onderhouden de lommer kostbaar als ingebonden
oude boeken de kern van god bewaren in middeleeuws
handgeschepte taalkasten van de abdijbibliotheek.…
lichaam
wees lief voor mij
wees bedding voor dit vreemd getwijnde leven
wuif naar mij met armen
vol schaterende bloemen
zodat ik je zonder schroom
een bondgenoot kan noemen
bolster mijn stoutste dromen
in vliezen van handgeschept papier
zodat ze spelevaren tot in de bomen
als ik de zonnewende vier
en haal eindelijk eens de ploeg door…
(tussen de regels staat de waarheid)
en als het plot tot een einde komt,
presenteer je op handgeschept papier
een heel dun boekje,
dat wordt bijgezet op de plank.
ach, niemand zal er nog naar talen.…