een huis waarvoor een klopgeest zich geneert
longen zijn zwarter dan platgebrande bomen.
smeulend geurig kindervlees in mijn hoofd nog volkomen.
zoveel meer dan eerst zeker dat het mij beheerst.
Smekend om vergeving dat is hoe mijn geest verkeerd.
Het enige verwijt is puur, dat ik heb kunnen ontkomen.…
op het kruispunt van gedachten
hangen dromen in touwen
de tijd ingaand
als een klopgeest
toegelaten in de zachte
delen van onwetendheid
op haar dooie gemak zeilend
tussen duim en wijsvinger
lonkend naar mijn geestgronden
als voer voor mijn intellect…
de meeste woorden zijn mijn maatjes
als bondgenoten in een ongelijke strijd
sommige horen niet tot de kameraadjes
keren mij nors de rug toe geven bij tijd
en wijle steken onder water kruipen
onverhoeds onder mijn huid en nagels
zijn onbetrouwbaar jagen mij de stuipen
op het lijf tonen inborst van Jan Hagel
neem nou een woord zoals klopgeest…
Haar roomblanke, gave vel bevalt me
Het dons op de bovenlip vertedert
Alhoewel ik al te jongensachtig
Weiger te verweken
Ze veegt een ontsnapte traan van mijn mondhoek
Als een klopgeest jaagt ze door het bloed
In schijngestalten opgesplitst
Haar tomeloze vloed verandert
Tekent nieuwe lijnen
En haar gelaat glundert weer
De hand vat moed…
Jullie leven nog in mijn huid
en in mijn buik, mijn cellen
weten alles nog
alsof jullie geest erin geslopen is
Ik ben niet veilig
soms worden jullie wakker
onder een andere naam
dreigend
te herhalen wat nooit had gemogen
Wat kan ik doen?
Wat moet ik roepen?
Ik ken jullie repelsteeltjesnamen
Ze doen me pijn
met onmacht en paniek
voor…