Zoveel momenten glijden stil voorbij,
een vluchtig ogenblik, door tijd ontnomen.
We koesteren wat ooit het onze was,
maar toekomst roept ons mee, onstuitbaar stromen.
Kijk niet om, de weg voert altijd door,
de rivier kent geen halt, geen vaste plek.
De wind omarmt ons, fluistert zacht zijn raad,
zijn richting blijft verhuld, een wijd mystiek…
Geen troost, geen zoete woorden
Geen gehuichel aan m’n graf
Ik ben u vóór, ik beken
Mijn leven was u tot straf
Vervloek me als ik verstijf
Vervloek me als m’n mond
niet meer sluit
en mijn ziel zal in rottend vel
de tranenrivier afdrijven
naar de kolken van de hel…