dwars raast de wind
druppels tegen ramen
er groet een buitenkind
een bloem van water
spreidt zich uit
bloeit tegen de ruit
ik wil haar plukken
maar ze groeit in
mist en tegenlicht
ze maakt me triest
haar zwaai die eerder luwte gaf
heeft mijn bloem uiteengespat…
als buitenkind genoot
ik van de bloemen in de weiden
de kikkers in de sloot
het uitzicht ver naar alle zijden
liep daar blij op blote voeten
door het enkelhoge gras
bewonderde de koeten
en wou dat ik een reiger was
vol spanning aan de waterkant
wachtend op een prooi
toen was het vlakke waterland
mijn natuur en o zo mooi…
je bloeide bloemen
toen je binnenkwam
de zon nog in je haren
ogen straalden
blij verrast met
zachte lentekleuren
een vleugje wind
bracht fris aroma binnen
van een spelend buitenkind
ik wist dat jij
zou komen om samen
de zomer te verdromen
herfstbuien keuren nu
de rijpheid van de oogst
ons is een warme winter beloofd…
buiten raast de wind
de druppels tegen ramen
en groet een buitenkind
een bloem van water
spreidt zich uit
bloeit tegen de ruit
ik wil haar plukken
maar ze groeit in
mist en tegenlicht
ze maakt me triest
in luwte was haar
schoonheid niet verloren
het einde zucht
er is geen stop
we rijden rondjes
elkaar achterna…
merkwaardig
toch hoe warm
wit licht je huid
goudbruin kan
kleuren van binnenuit
als zon gemeden wordt
door parasol of zomerloof
verschieten toch de
meeste stukjes bloot
naar alle variaties rood
pijn waarschuwt te laat
voor het goede medicijn
tegen verbranding
verkoelend smeren hoef
je niet meer te proberen
toch straalt jouw lach
de buitenkind…