zie de eenzame boom
dansend op haar stam
ze volgt het ritme
van de straffe wind
in haar bewegingen
zwaaiend zwierend
ongecontroleerd
als een klein kind
meegaand in de vreugde
van de natuur
die bij haar naar boven kwam
waar ze zich heel even
doldwaas in bevindt
en vol uitbundig plezier
mee laat voeren
door het lied van de wind
West…
je vonkte
gouden regen
rook naar zomer
strand en golfjes zee
die pure volheid
van het leven toen
lach en ogen
stralend in een zoen
ik nam je mee
de wereld in
doldwaas verliefd op
jou mijn eigen griet
we zijn gaan lopen
naar de horizon
dansten schaduw
in het rode avondlicht
ik wist nog
dat de hemel kierde
toen ik jou zacht kuste…
een man met vreemde trekken is gekomen
hoezo, geen man, toch wel, een jongeman
meer jongen, dat wel, maar toch
groot genoeg om in zijn hand
het leven te leggen van een ander
de dood waart rond in het debat
de kogel, geen kogel, de strop
de straf moet nochtans niet uitgesproken
voor de doden wacht slechts het gras
dat groeit zonder onderscheid…
Als je wat ouder wordt
zijn dingen anders
wat krom gebogen lijkt
is recht gelogen
zoete koffie heeft plots geen smaak
wat zoute soep was is nu flauw
en zo gaat de lijst door
eigenlijk is alles anders dan daarvoor
en zo kijk ik ook naar ons
zijn we nog zo doldwaas verliefd
staan we snel even op uit bed
heeft de één de koffie al gezet…
Ik gids een blozende bruid door de mist
Ze gilt doldwaas naar de rivier
Zwellend in haar bedding
Bijna een lied dat voert naar verder
Stormvlagen walsen door de haven
Klaar om haar zeilen te vieren.
Gejoel van matrozen.
Sterren worden blanke waterlelies
De dageraad een doornloze gloed.…