Mens, bewoner van het laagland
Strikt zich houdend aan de klok
Geldwolf, sporter, beeldbuiskok
Kaars ben je die te snel opbrandt
Arm, je spreek- en redeneertrant
Oppervlakkig of vol wrok
Mens, bewoner van het laagland
Die zich onnadenkend voortplant
Nooit naar Toverbergen trok
Kerven telde in zijn stok
Niet kwam tot tijdloze stilstand
Mens…
Vroeger kende ik er elk plekje van,
liep ik achteloos door een lieflijk landschap,
besteeg ik met twee vingers in mijn neus
die ene trap, slechts vijftien treden,
was ik vaak in drie tellen boven
en als een steenbok nog sneller beneden.
Bij toverslag verandert mijn heupkopnecrose
nu mijn huis in een verraderlijke bergreus
met een ijzige wand…