Ik zag een tweetal op pad gaan
Er schemerde een flauw licht op Maastricht.
Mollen kwamen uit de grond.
En of deze steengroeve me bekend was
Ik om gebrek aan weten moest bidden
Begaf me gauw allesbehalve treurig op weg
Spaarde uit de grond en mijn eigen mond.
Deze droom roomde de regels om zin te vinden.…
d’engel de ogen sloot
Der diepgetroffene enge borst verruimd
Zij zat dat roerloos als een marmerbeeld
En zuchtte niet en sprak geen enkel woord –
Reeds lang geleên was de aangebeden man,
Haar goede gids in ‘t eenzaam graf gedaald;
Dat zij terwille van het kinderpaar
Hun beider vreugd’ en hoop, niet delen mocht
En thans van ‘t bloedend tweetal…