klodder op een wit doek
De jongen in hem begint van leegte te beven
Eenmaal landinwaarts
Op een gewelfde heuvelrug
Daalde de rust, de roes van azuur
Of stijgt de snik die smaakt naar wijnazijn
Dan lacht hij zich een open breuk
Valt met haar schaduw samen
Van mat glas is zijn liefde nu
Kansloos als de lauwe minnaar
Lullig als een anjer…
werken
en naar oma: De Koningin
die ook vandaag werkt
en naar hun neven, nichten, tantes, ooms
die allemaal een beetje meewerken
Ze mogen televisie kijken
zij de A3’s
Amalia, Alexia en Ariane
ze houden ook van K3
zoals zoveel kinderen
zijn eigenlijk zelf K3
nog wel geen 3 Koninginnetjes
maar wel al 3 Kanjers
dat zijn ze en vanmiddag
74 anjers…
De Fado als toonsoort
gewogen als metafoor van
geweldloze geesten in de
revolte van rode anjers, een
nieuw begin maar altijd tot
aan het reeds geopende graf.…
In ’t mooie voorjaarsweer,
Gaan bloe- en ramen open.
’k Zie ieder met een bloem,
Zelfs schoo- met anjers lopen.
’k Zie ei- en beuken staan,
En dreu- en andre mussen,
Wijl lij- (geen vrijsters!) slaan,
’k Zie kro- en meisjes kussen.…
laat je me niet links liggen
vriendelijk zie ik je ogen opslaan
met zichtbare waardering
moedig je mijn eigen weg aan
ik ben wel iets aan het vinden
klinkt verrekte onbekend
voel me naast jou best klein
maar met jou te veel verwend
de gekte is nu over
mijn vriend mijn kanjer
bijna losmakelijk verbonden
blijft bij me als Bernhard's anjer…