Een moeder
van haar leven nooit iets vond over haar
bitterschone achterkant. (Hoe ze versteld
van schaamte stond: of je haar eigen beeld
had uitgetekend aan de wand.)…
Mijn lippen trilden en in mijn hart
Laaide hittige haat;
Maar hij glimlachte en hief tot mij
Zijn bitterschoon gelaat.
En 'k sprak en zei: Ik ken u niet!
Wat, aan mijn haard, zoekt gij?
Doch hij antwoordde niet, maar hief zijn hand
En brak het brood met mij.
En ik herkende ...; 's morgens vroeg
Is hij weer heengegaan...…