veldtent
lag zij bijna levenloos
en keek naar
haar dertiende levensjaar
onder de hijgende stank van
buskruit, wodka en zweet
tot bloedens toe beet zij op de rand
van haar eigen omhoog getrokken hemd
en vloog weg, ver weg
dromende over vrijen met een jongen
uit liefde, uit liefde, uit liefde
en nooit, nooit meer,
voor één brood
en één chocoladereep…
winterhanden maken zich op
voor een onbetast lijf
vanwege roerloos omhelzen
afgemeten ooghoeken
slaapwandelen, groeten in het
voorbijgaan, nog gauw even
een chocoladereep tegen
ingezwachtelde vorst
twee kommen soep
een emmer die overloopt
een studie naar de akoestiek
van een toiletpot
de laatste druppel
voordat kruiend ijs alles…
staren
naar het overlijdensbericht
dat ongewenste zekerheid verschaft:
R. is dood
het geheugen trekt zijn laden open
herinneringen buitelen over elkaar
voetbal verdringt de vakbond
het symposium de partijraad:
R. is dood
in elkaar gezakt bij het biljart
dat decennia eerder bij Voorthuis
voornaam kweekschoolvertier
betekent met chocoladerepen…
die losgeslagen
voor haar stonden achter
dichte deuren opgegaan
in vlakheid van de muur
onvindbaar voor toppen
wrijvende vingers
haar lach snijdt in het niets
en hoort ze stemmen
onverstaanbaar lispelend
waar haar moeder is gebleven
begin en eindpunt
tramlijn zeven
ze wacht wel op de boeman
welke zusters krijgen opgeplakt
gooit chocoladerepen…
Meisjes knabbelen aan chocoladerepen
proeven port met reikende lipjes.
De ingewanden van de aarde grollen
trollen in een vochtige kelder.
Een mooi meisje vergeet haar zeges.…