Op een dag denkt zijn moeder
aan dit moment,
aan Jezus die doodsnadering
ook herkent,
in gedachten Zijn armen
om Vader geklemd
zich over heeft gegeven
opdat zijn kinderen,
de dood voorbij
opgelucht kunnen leven.…
Mijn uren gaan voorbij gelijk het zand,
Dat langzaam door de dichte vingers vliet
En wegvloeit uit de vastgesloten hand;
Als water, dat ik dronk, maar proefde 't niet.
Ik weet niet of zij bitter zijn of zoet,
Ik weet niet, of het zachtkens in mij schreit,
Of in mij lacht - het zingen van mijn bloed,
Het klinkt zo stil, en 't ver geruis zo zoet…
Is dit, O heer, dit oppervlakkigheid,
Dat ik mijn uren en mijn dagen
Zo onbezorgd en zonder veel te vragen
Zo ongeveer als vroeger slijt?
Alleen wat machtelozer en wat zwakker
En zonder levenstaak en levensstrijd -
Des morgens word ik zonder plichten wakker
En hul mij aanstonds in mijn eenzaamheid.
Dan komen mijn vrienden die mij wat verwennen…