ik liep in mijn droom
op een maanverlicht pad
zilverkleurige bladeren
fluisterden zacht mijn naam
ik kwam bij een tuin
omheind door een hoge muur
de ingang was moeilijk te vinden
de houten deur klemde
ik zag mijn toekomst staan
aan de overkant van de vijver
bij de zonnewijzer
stond mijn verleden
langs de paden
bloeiden mooie gedachten…
Ik bevind me in de belevenis
van een zomerse zangvogel
bezing bloemen, voel tintelingen
van vrije blauwe lucht
en ik denk aan jou
zoals een kind aan de wind
droom ik
over een onbevangen toekomst
in zomerse droomtuinen
vergroeien de bomen met tijd
proef ik in ’t onbeperkte bloeien
zwemen van vergankelijkheid.…
Ooit vloog jij zo hoog
bezag jij werelden en wonderen
bomen groeiend tot de hemel
en je viel niet, je viel nooit
over mijn woorden moest je denken
de vraag was als een ontwerp
voor de droomtuin van de toekomst
en je at niets, je had niets gegeten
op de bodem was de grond te nat
er groeide geen wildernis
op het beton van de stad…
Ooit vloog jij zo hoog
bezag jij werelden en wonderen
bomen groeiend tot de hemel
en je viel niet, je viel nooit
over mijn woorden moest je denken
de vraag was als een ontwerp
voor de droomtuin van de toekomst
en je at niets, je had niets gegeten
op de bodem was de grond te nat
er groeide geen wildernis
op het beton van de stad
je pakte…
duisteren
omdat ik
nooit meer zal vergeten
wat we elkaar in liefde aandeden
door simpelweg van elkaar te houden
onder uitbundige slingers
van bloeiende seizoenen
soms met wintertenen
koude blozende wangen
in een winterbos
hinkelden we draaierig door
in een droomgebonden wereld
geheimzinnig gevoel van vrede
in fantasie geschapen
droomtuinen…