soms is de hemel
met kometen
en eeuwige sterren
mijn woning
dan weer de gouden
zonsondergang
of verre vage verten
omkranst door
stille grijze wolken
het stille ochtendbos
met gouden pilaren
zonneschijn
verre bergen felwit
in donkere omlijsting
van zwartgroene hellingen
het liefst woon ik
in mijn gedichten
omdat de poort daar…
het lage licht boven de horizon
strijkt met ver reikende vingers van zilver en schaduw
langs de felwitte berken tegen de vriesheld’re herfstlucht
over de giftig rode geheimzinnigheid van vliegenzwammen daaronder
het glinsterend lover van felrode vossenbessen
aan de bosranden juichen de bomen ruisend in een stemmig herfstkleed
slechts de wind…
onder de majesteitelijke rust
van stille sterrenconstellaties
snelt men naar de nacht’lijke haven
begerig naar nog verdere oorden
felwit neonlicht verdrijft daar
elke flonkering lichtjaren ver
dreunend verdwijnen zilveren vogels
naar de blauwe nacht achter de kim
boordevol verlangen naar ’t onbestemde
nooit ver genoeg in de rusteloze geest…
alles stroomt
asfalt lucht en blik
auto’s rijden in een kooi
van felwit licht achter
een beperkte wereld
ze hebben ook rode lampen
en knipperen seinen
groeten zonder inhoud
lezen blauwe borden
stoppen bij gele praatpalen
bij mechanisch ongemak
dan zie je opeens mensen
die daar toch niet horen maar
luisteren naar een verre stem…
de bars en de nachtclubs
zitten vol verslapen dagen
dorstige wijnplukkers met een stijve rug
en een onderbetaalde timmerman
en wij die ze trachten te vergeten
het donker dat de felwitte dagen
achtervolgt
mannen raaskallend in hun glaasjes
tongen van gelieven klevend op elkaar
in de kracht van die momenten
leef ik nu
laverend en dansend…